De bewijskracht van een factuur t.a.v. de leverancier

De factuur levert tegen de leverancier die haar uitreikt, het bewijs op van het bestaan van de overeenkomst zoals blijkt uit de vermeldingen van de factuur. Het gaat dus om een bekentenis. 

De bewijskracht geldt ten aanzien van de klant, waarbij het niet uitmaakt of deze een handelaar is of niet. 

De opsteller van de factuur mag steeds het tegenbewijs leveren dat de door hem opgemaakte factuur niet de juiste weergave is van de overeenkomst tussen partijen. 

Tussen handelaren mag dit bewijs geleverd worden door alle middelen van recht, incl. vermoedens. Bij een particuliere klant moet de leverancier zich houden aan de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek dat veel strenger is. Er kan in het bijzonder verwezen worden naar art. 1341 BW dat stelt dat er voor schuldvorderingen boven de 375 € een geschrift moet opgesteld worden en deze niet ontkracht kunnen worden door vermoedens of getuigenbewijzen. Het is wel telkens vereist dat de ontvanger de factuur ook effectief aanvaard heeft. 

Facturen kunnen verbeterd worden indien er sprake is van een materiële vergissing. De grondslag hiervoor is art. 1368 Ger.W. dat de rechtzetting toelaat van rekening in geval van "verschrijvingen, weglatingen, valse of dubbel geboekte posten".

De bewijskracht van een factuur t.a.v. de leverancier